rvbb20181012_3868_one.jpg

Ervaringen delen

Oudere posts zoals die op http://varenopdeveronica.blogspot.com/ stonden

Radar bij ons aan boord

Het is 05:45, oktober, op het Canal du Nord. Wanneer ik in de stuurhut kom zie ik dat het stevig dicht zit, mist.
Dat is normaal in dit jaargetijde. Ochtendmist, we zagen het gisteravond al een beetje aankomen.

Ik start de radar en de ECDIS computer op en Veronica gaat naar de machinekamer, even de vloeistofniveau’s controleren, vetpot aandraaien en even rondkijken. Dan start ik de motor en zet ik de marifoons aan, een op kanaal 10 voor de communicatie met andere schepen en de tweede op het kanaal van de sluis.
Ik zet ook de navigatielichten aan. Het is donker én mistig, dus die navigatielichten zijn niet alleen verstandig maar ook verplicht. Het is ook een signaal richting sluiswachter: ‘We zijn wakker en in de vaart’, met andere woorden we zijn klaar om te gaan schutten.

Nu de computer ontgrendelen, de navigatiesoftware start verder automatisch op. Dan de radar. Even controleren of de scanner buiten nog steeds vrij kan ronddraaien, dan schakel ik van stand-by naar aan. De scanner begint buiten te draaien en op het radar scherm ontstaat het eerste beeld. Die werkt ook.

Tegen 06:15 gaat de sluis open. Officieel beginnen ze hier om 06:30 maar de sluiswachters moeten een kwartier vóór tijd aanwezig zijn en meestal beginnen ze dan meteen met schutten. Ik zet de radar weer op stand-by, die hebben we nu nog even niet nodig, ik kan de sluis nog goed genoeg zien.
Wanneer we straks geschut zijn zal ‘ie zeker aan moeten want dan zien we waarschijnlijk buiten niks meer.


De radarinstallatie

Met een radar apparaat kun je objecten zichtbaar maken. Het woord radar staat dan ook voor ‘RAdio Detection And Ranging’. De radar antenne (scanner) buiten zendt een signaal uit en zodra dat door een object wordt weerkaatst vangt diezelfde scanner die zogenaamde ‘echo’ op. Het radarapparaat weet zelf hoe snel dat signaal zich verplaatst heeft en kan daarom uitrekenen wat de afstand van dat object is t.o.v. de scanner. Een combinatie van echo’s geeft een radarbeeld zoals we dat gewend zijn.
Je kunt het een klein beetje vergelijken met een schijnwerper: Die zendt een lichtstraal uit en zodra die lichtstraal een object raakt wordt dat licht teruggestuurd, weerkaatst, en wordt het object zichtbaar voor onze ogen. Helaas zijn we zelf niet in staat daar ook een afstand uit te berekenen maar dat kan radar dus wel, een essentieel verschil, vandaar het toevoegsel ‘Ranging’, afstand bepalen.

Een ‘radar’ bestaat uit een paar elementen. Je hebt het meest in het oog springende deel, de scanner, die ronddraaiende koker buiten op het schip. Binnen zit er ergens een kast met electronica en ergens in de stuurhut een radarscherm met een bedieningspaneel.
Dat scherm is natuurlijk het onderdeel waarop je de radar informatie kunt aflezen.

Maar je hebt nog meer nodig.

De piloot

Behalve het radar apparaat zelf heb je nóg iets nodig, een bochtaanwijzer. Dat is een apparaat dat met behulp van een girotol de draaiing van het schip aangeeft, in het horizontale vlak. Je kunt er dus ook op zien of je rechtuit vaart, dan staat ‘ie op nul, in het midden.
Het is een onmisbaar apparaat als je écht op radar vaart en buiten niets kunt zien. Je radarscherm laat namelijk geen bewegende beelden zien maar een opeenvolging van stilstaande plaatjes, die ook nog eens niet overal tegelijk worden opgebouwd, de scanner draait immers.
je ziet dan ook niet snel genoeg of je schip nog wel rechtuit vaart of dat het is gaan draaien. Overdag geen probleem, dat rechtuit varen leer je al heel vroeg wanneer je een schip gaat besturen, maar bij slecht zicht zie je dat allemaal niet en heb je instrumenten nodig.

Onze piloot. Links de bochtaanwijzer, rechts de roerstandaanwijzer. Verder wat knoppen om te schakelen tussen ‘wegafhankelijk’, zeg maar ‘handbediening’ en piloot, ‘automatische bediening’, en voor de fijnafstelling van de piloot. Dat afstellen moet je leren, de juiste afstelling maakt een groot verschil voor de nauwkeurigheid

Op bijna alle grote schepen is de bochtaanwijzer gekoppeld aan een ander apparaat, de piloot, ook wel autopiloot of combipiloot genoemd.
De piloot is het hart van je ‘stuurinrichting’. Via een pookje (of bij heel oude modellen een draaiwieltje) vertel je de piloot of je rechtdoor wilt varen of dat je een bocht naar stuurboord of bakboord wilt maken en hoe groot die bocht dan moet zijn. De piloot bedient dan het roer en voert die opdracht uit. Een klassiek stuurwiel hebben moderne schepen niet meer.

Wat is daar zo speciaal aan?
Wanneer je wel eens een groot of klein schip bestuurd hebt dan zul je gemerkt hebben dat een schip eigenlijk niet rechtuit kan varen, het wijkt altijd uit naar stuurboord of naar bakboord. Je moet eigenlijk steeds compenseren, een beetje terug sturen. Eerst de ene kant op, dan een beetje de andere kant op en dan weer terug, een schip is altijd een klein beetje aan het zigzaggen. Een ervaren schipper doet dat compenseren vanzelf en die hoeft daar nauwelijks bij na te denken, maar het moet wél gebeuren. En je kunt het alleen maar doen als je tegelijkertijd naar buiten kijkt, om te zien wat het schip doet en daar dan op te anticiperen, of als je nog niet zoveel ervaring hebt, te reageren.
Ok, nu wordt die bochtaanwijzer ineens wat begrijpelijker. Je hoeft niet meer naar buiten te kijken om te zien welke kant het schip uitbreekt, dat kan dat apparaat je ook vertellen. En bij echt slecht zicht kun je niet naar buiten kijken, daar is niks te zien.

De piloot gebruikt die informatie van de bochtaanwijzer, combineert dat met de stand van het roer en stuurt het schip dan in de richting die de schipper via het stuurpookje heeft gevraagd. De piloot zorgt zelf voor het compenseren, dat tegensturen dat nodig is als je met de hand stuurt.
Dat wil dus zeggen dat je niet voortdurend naar buiten hoeft te kijken wanneer het schip op koers ligt. De piloot houdt je schip op die koers, daar hoef je je niet meer mee te bemoeien.
In principe dan toch. In werkelijkheid moet je nogal wat instellen voordat de piloot écht zuiver stuurt, en die instellingen verschillen ook nog eens als je met leeg of geladen schip vaart en zelfs zaken als stroming, hoeveelheid water onder je schip, vóórover of achterover liggen etc. maken nog verschil, het kan zelfs per vaarwater verschillen. Dus van tijd tot tijd je koers even controleren is wel nuttig, je kunt er niet zomaar vanuit gaan dat alle variabelen perfect zijn ingesteld.

Maar met zo’n piloot kun je je dus concentreren op andere zaken dan het vasthouden van je koers. Je kunt bijvoorbeeld op je radarscherm kijken.

Varend met redelijk slecht zicht, dus we varen ‘op de radar’. Ik stuur met het pookje en kijk vrijwel voortdurend op het radarscherm.

Het radarscherm

Zo ziet ons radarscherm eruit.

Helemaal bovenaan zie je twee horizontale balken, met daarvoor aan de linkerkant de tekst ROT en RUDDER.
Die balken zijn direct gekoppeld aan de bochtaanwijzer (ROT) en de roerstandaanwijzer (RUDDER). Je kunt dus op je radarscherm de bochtaanwijzer aflezen.
Op dit moment ligt het schip stil en dan zijn die standen bij ons niet helemaal ‘0’, maar zodra we varen zijn ze ok.

Direct links daaronder zie je wat getallen, 0,5/0,1km
Dat wil zeggen dat het bereik van de radar op 0,5 kilometer staat, 500 meter dus. Zodra we beeld hebben kunnen we 500 meter ver kijken. Dan zien we ook afstandsringen en die staan op 0,1 kilometer van elkaar, 100 meter.

De meeste andere getallen die je ziet hebben met de afstelling te maken.

Nu staat de radar aan. De scanner draait rond en er is een radarbeeld zichtbaar.

Je ziet in het centrum een groene verticale lijn die iets beneden het midden ophoudt. Dat is de koerslijn.

We zien nu ook duidelijk de groene afstandsringen met een onderlinge afstand van 100 meter.
Nu zie je meteen wat vreemds. Je ziet 7 ringen, dus het bereik is 7 x 100 = 700 meter en een beetje, terwijl de afstelling 0,5 aangeeft, 500 meter dus. Dat komt omdat het scherm niet rond is maar langwerpig terwijl het middelpunt, de scanner op het schip, een beetje aan de onderkant van het beeld staat. Tel je de ringen aan de onderkant dan kom je wél netjes op 5. Je kunt dus een beetje voorruit kijken. Er is zelfs een instelling waarmee je dat middelpunt nóg verder naar beneden kunt verplaatsen.

Even opletten, die afstandsringen tellen vanaf de scanner, niet vanaf de voorkant van het schip! Daar moet je wel rekening mee houden als je vaart.

Als je niet gewend bent om een radarscherm te ‘lezen’ dan zul je waarschijnlijk niet helemaal kunnen ontcijferen wat er nu eigenlijk op het beeld te zien is.
Al dat ‘wit’ is een echo, dus een teruggekaatst signaal. Ik maak hier geen radarcursus van maar als je weet waar je naar moet kijken zie je:

  • Ons schip

  • Een schip stuurboord van ons, ook afgemeerd

  • Een brug met steigers aan bakboord achter ons

  • op ongeveer 300 meter voor ons een ducdalf

  • op ongeveer 500 meter voor ons aan bakboord een strekdam

  • op ongeveer 250 meter voor ons een valse echo, iets wat er in het echt niet is


Varen op radar

Met veel oefening kun je een schip volledig varen met je radarscherm. Zeker wanneer je daar ook nog een ECDIS kaart met AIS data naast hebt, of zelfs gekoppeld zoals ook al mogelijk is. Je hoeft niet naar buiten te kijken.

Sterker nog, voordat de zogeheten daglicht radars er waren (die we tegenwoordig gebruiken) moest de stuurhut voor eenmans radarvaart verduisterd worden, meestal met gordijnen. Ik heb zo nog mijn radarexamen gedaan, in Duisburg, op een varend schip. Ik in een verduisterde ruimte achter het radarscherm, iemand anders aan het roer. Met twee mensen dus, zoals radarvaart in principe bedoeld is. En ik koers aanwijzingen geven: 10 bakboord … midscheeps…20 bakboord … vaart minderen…etc., degene aan het roer voert die aanwijzingen dan uit.
Dat verduisteren mag tegenwoordig niet meer, je moet nog steeds rondom naar buiten kunnen kijken, net zoals bij goed zicht. Die oude radars zijn trouwens ook niet meer toegestaan, afgekeurd.

Rechtuit varen op radar is niet zo ingewikkeld, dat heb je snel door, zeker met de hulp van de piloot op wat ruimer vaarwater. Maar een bocht varen is moeilijker. De truc is om steeds op dezelfde afstand tot de oever te blijven terwijl je draait en dat moet je echt leren. Er zijn handigheidjes voor en na een tijd oefenen gaat ook dat vanzelf, maar het is niet simpel. Maak het nog leuker, bv omdat er aan het eind van de bocht een niet betonde ondiepte is, zoals bv op de Rijn, en het wordt echt werken. Voeg daar aan toe: Afvarend leeg schip (dat dus enorm uitbreekt/door zet achter), harde zijwind…

Op smalle kanalen, zoals waar wij in Frankrijk op varen, wordt ook rechtuit varen moeilijker. De kleinste afwijking wodt snel een grote afwijking als je niet meteen corrigeert. Ik gebruik dan de zogenaamde ’Nav’ lijnen, twee lijnen evenwijdig aan je koerslijn die je in je scherm kunt projecteren op een in te stellen afstand. Ik kies meestal 15 meter, dan is iedere lijn 15 meter van af de scanner, meestal is dat ongeveer de breedte van het kanaal (30 meter). Zo zie je veel sneller of je nog recht vaart. Onze scanner staat midscheeps.

Een ander probleem op wat smaller water zijn tegemoet komende schepen. Normaal vaar je dan allebei in het midden maar je zult op een bepaald moment opzij moeten, zonder in de kant terecht te komen of de ander te raken. En als de ander dan ook nog niet opzij wil of durft…

Tenslotte hebben we te maken met zogenaamde valse echo’s. De oorzaak daarvan laat ik even weg hier, dit is geen radarcursus, maar je moet goed leren om die echo’s te herkennen, het kan namelijk lijken alsof er een schip vanaf de andere kant komt.

Kortom, op radar varen is echt een vak apart, dat leer je niet zomaar, ook niet op een radarcursus. Veel oefenen in de praktijk.

 

Het verschil tussen een electronische kaart met AIS en radar

Een radarbeeld geeft de omgeving weer zoals die er ‘in het echt’ uitziet. Wat je ziet is er ook. Een elektronische kaart laat enkel zien wat de software ontwerper + kaart ontwikkelaar willen laten zien, wat er zou moeten zijn, zeg maar. Zelfs de AIS gegevens zijn niet altijd per definitie even betrouwbaar. De twee systemen vullen elkaar aan.

Want een radar laat ook veel niet zien. Radarstraling verplaatst zich horizontaal en de weerkaatsing van die stralen wordt door de radar ‘vertaald’ naar een beeld van boven af gezien. Daardoor kan het gebeuren dat het ene object het andere afdekt, het andere object staat dan als het ware in de schaduw van dat ene object. Ook kun je niet om een hoekje kijken, dus we kunnen slecht zien wat er in zijhaven en zo allemaal gebeurt.

Zie ook ‘Automatic Identification System (AIS) bij ons aan boord

 

Na de onderstaande filmpjes vindt je nog wat officiële wetsteksten waar je kunt nalezen waar je wat met slecht zicht moet doen, met én zonder radar.


Dit zijn de beelden die horen bij de aanvang van dit verhaal. In de mist op het Canal du Nord, met minimaal zicht de sluizen vinden en invaren, andere schepen ontmoeten

 

Avond beelden, je kunt naar buiten kijken én het radarbeeld zien

 

Hier kun je zien hoe wij de Nav lijnen gebruiken


Wat zegt de wetgever in Nederland:

Samenvattend:

  • Op radar varen wil zeggen dat je enkel of voornamelijk de radar gebruikt voor de vaart.

  • Bij slecht zicht is overal in het RPR gebied varen op radar (inclusief radarpatent) verplicht. Hetzelfde geldt voor de Westerschelde en het Eems-Dollard gebied.
    Op BPR vaarwater is radar bij slecht zicht alleen verplicht op de grote doorgaande vaarwegen van bijlage 9.
    Kortom, zodra je op wat drukker/groter vaarwater komt mag je bij slecht zicht alleen varen wanneer je een goedgekeurde radar gebruikt en de schipper en bemanning aan de gestelde eisen voldoen. Je moet dan ook twee werkende marifoons hebben.

  • Wat precies ‘slecht zicht’ is, hangt af van meerdere factoren. De richtlijn die Rijkswaterstaat aanhoud is dat er sprake is van slecht zicht bij een zicht van minder dan 1000 meter op de hoofdvaarwegen (waar je in dat geval dus enkel ‘op radar’ mag varen) en minder dan 400 meter zicht op de andere vaarwegen.

  • De schipper moet een radar diploma hebben, een zogenaamd radarpatent. Daarnaast moet er in de stuurhut iemand aanwezig zijn die bekend is met het varen op radar.

    Er bestaat ook nog zo iets als een eenmansstuurstelling. Dan is de stuurhut zó ingericht dat één persoon zowel de twee marifoons als het achteranker, meestal via pedalen, kan bedienen. In dat geval hoeft er slechts een extra persoon die bekend is met radarvaart aan boord te zijn, dus niet per se in de stuurhut.

Maar lees vooral ook zelf even de echte wetsteksten door.
NB let even goed op waar er gesproken wordt over schip (= alle schepen), groot schip of klein schip.

Er wordt overigens gewerkt aan een wetsvoorstel dat ook bepaalde jachtenradars wil goedkeuren voor gebruik op de binnenwateren. Zie daarvoor dit artikel.

RPR
Hoofdstuk 6. Vaarregels
VI Slecht zicht; gebruik van radar

Artikel 6.30 Alle varende schepen bij slecht zicht

1. Bij slecht zicht moeten alle schepen gebruik maken van radar.

2. Elk schip moet bij slecht zicht een snelheid aanhouden die is aangepast aan de mate van beperking van het zicht, aan de aanwezigheid en de bewegingen van andere schepen en aan de plaatselijke omstandigheden. Het moet aan de andere schepen de voor de veiligheid van de scheepvaart noodzakelijke inlichtingen geven.

3. Een schip moet bij het gaan stilliggen bij slecht zicht de vaargeul zoveel mogelijk vrij maken.

4. Een klein schip mag bij slecht zicht slechts varen indien het op kanaal 10 of op het daartoe door de bevoegde autoriteit aangewezen andere kanaal uitluistert.

5. Een schip en een samenstel, die geen gebruik van radar kunnen maken, moeten bij slecht zicht onverwijld een ligplaats opzoeken.


Artikel 6.31. Stilliggende schepen

1. Een schip dat in de vaargeul of in de nabijheid daarvan stilligt moet bij slecht zicht op de marifoon uitluisteren. Zodra het via de marifoon hoort dat andere schepen naderen dan wel zodra en zolang het van een naderend schip het geluidssein, voorgeschreven bij artikel 6.32, tweede lid, onder d, of artikel 6.33, onder b, hoort, moet het via de marifoon zijn positie opgeven.

2. Een schip als bedoeld in het eerste lid, dat geen gebruik van marifoon kan maken moet, zodra en zolang het van een naderend schip het geluidssein, voorgeschreven bij artikel 6.32, tweede lid, onder d, of artikel 6.33, onder b, hoort, als mistsein «één reeks klokslagen» geven. Het schip moet dit sein herhalen met tussenpozen van ten hoogste één minuut.

3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op andere schepen van een duwstel dan de duwboot. Bij een gekoppeld samenstel zijn zij slechts op één schip van het samenstel van toepassing.


Artikel 6.32. Op radar varende schepen

1. Een schip mag slechts op radar varen indien een persoon die houder is van een Rijnpatent of een vaarbevoegdheidsbewijs dat volgens het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn is afgegeven, toegelaten of als gelijkwaardig erkend en dit geldt voor het te bevaren riviergedeelte, alsmede van een radargetuigschrift dat is afgegeven of als gelijkwaardig erkend volgens dit reglement, en een tweede persoon die met deze wijze van varen voldoende op de hoogte is, zich voortdurend in de stuurhut bevinden. Indien in het certificaat van onderzoek is aangetekend dat het schip is uitgerust met een éénmansstuurstelling voor het varen op radar, behoeft de tweede persoon zich niet voortdurend in de stuurhut te bevinden.

2. Bij het ontmoeten en het voorbijvaren moeten de volgende bepalingen in acht worden genomen:

a. een in opvaart op radar varend schip moet, zodra het op het scherm tegemoet komende schepen bemerkt dan wel het een vak van de vaarweg nadert waar zich schepen zouden kunnen bevinden die nog niet op het scherm te zien zijn, per marifoon aan die schepen zijn categorie, zijn naam, zijn vaarrichting en zijn positie opgeven en met hen het voorbijvaren afspreken;

b. een in afvaart op radar varend schip echter dat op het scherm een schip bemerkt, waarvan de positie of het gedrag tot een gevaarlijke situatie zou kunnen leiden en dat zich via de marifoon niet heeft gemeld, moet via de marifoon dit schip op de gevaarlijke situatie wijzen en het voorbijvaren afspreken;

c. elk op radar varend schip dat via de marifoon wordt opgeroepen moet per marifoon antwoorden en zijn categorie, zijn naam, zijn vaarrichting en zijn positie opgeven. Het moet dan met de tegemoet komende schepen het voorbijvaren afspreken; een klein schip mag evenwel slechts aangeven naar welke zijde het uitwijkt;

d. Wanneer met de van de andere kant komende schepen geen marifooncontact tot stand komt moet het op radar varend schip:

Dit geldt eveneens voor elk op radar varend schip dat met een schip, dat in of in de nabijheid van de vaargeul stilligt, geen marifooncontact tot stand kan brengen.

  • «één lange stoot» geven en dit sein zo dikwijls als nodig is herhalen, en

  • de snelheid verminderen en zo nodig stilhouden.

(...)


Artikel 6.33. Niet op radar varende schepen

1. Een schip en een samenstel, die geen gebruik van radar kunnen maken en die een ligplaats moeten opzoeken, moeten tijdens de vaart naar deze ligplaats de volgende bepalingen in acht nemen:

a. zij moeten zoveel mogelijk de zijde van de vaargeul aanhouden;

b. een alleenvarend schip en een schip aan boord waarvan zich de schipper van een samenstel bevindt, moeten als mistsein «één lange stoot» geven. Dit sein moet worden herhaald met tussenpozen van ten hoogste een minuut. Het moet voorop een uitkijk hebben, die zich of binnen gezichts- of gehoorsafstand van de schipper bevindt of een spreekverbinding met hem heeft. Bij een samenstel behoeft alleen het voorste schip een uitkijk te hebben;

c. zodra het schip via marifoon door een ander schip wordt aangeroepen, moet het per marifoon antwoorden en zijn categorie, zijn naam, zijn vaarrichting en zijn positie opgeven en aangeven dat het niet op radar vaart en op weg is naar een ligplaats. Het moet daarna met het andere schip het voorbijvaren afspreken;

d. zodra het schip het mistsein van een ander schip hoort, waarmee geen marifooncontact tot stand komt, moet het:

  • indien het zich in de nabijheid van een oever bevindt, deze oever aanhouden en daar, zo nodig, gaan stilliggen, totdat het voorbijvaren heeft plaatsgevonden;

  • indien het zich niet in de nabijheid van een oever bevindt, de vaargeul zoveel mogelijk en zo snel mogelijk vrijmaken.


BPR
Hoofdstuk 4. Geluidsseinen; marifoon; radar

Artikel 4.06. Gebruik van en uitrusting met radar

1  Een schip mag slechts gebruik maken van radar, indien:

a. het is uitgerust met een voor de behoeften van de binnenvaart geschikte radarinstallatie dan wel een Inland ECDIS installatie die kan functioneren in de navigatie modus en een bochtaanwijzer die goed functioneren en die van een type zijn dat voor de binnenvaart door de daartoe aangewezen instantie is goedgekeurd volgens de daaromtrent vastgestelde voorschriften; en

b. zich aan boord een persoon bevindt die houder is van een radarpatent als bedoeld in het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn. Bij goed zicht mag van radar worden gebruik gemaakt teneinde hiermede te oefenen, zonder dat zich een zodanig persoon aan boord bevindt.

2  Onverminderd het eerste lid moet een klein schip zijn uitgerust met een marifooninstallatie die geschikt is voor de daartoe aangewezen kanalen en die goed functioneert.


3  Op de daartoe aangewezen vaarwegen mag een schip, in plaats van met een radarinstallatie als bedoeld in het eerste lid, onder a, zijn uitgerust met een voor het varen op deze vaarwegen geschikte radarinstallatie die goed functioneert en die van een type is dat voor het varen op die vaarwegen door de in het eerste lid, onder a, bedoelde instantie is goedgekeurd volgens de daaromtrent vastgestelde voorschriften.
(...)

Afdeling VI. Slecht zicht

Artikel 6.29. Algemene bepalingen voor het varen bij slecht zicht

1  Deze afdeling is alleen van toepassing bij slecht zicht.

2  Een schip vaart op radar, indien het gebruik maakt van radar voor het varen bij slecht zicht.

3  Op de in bijlage 9 vermelde vaarwegen moet een schip bij slecht zicht op radar varen. Op deze vaarwegen moet een schip dat niet op radar kan varen op de dichtstbijzijnde daarvoor geschikte plaats gaan stilliggen.

(…)


Artikel 6.30. Alle varende schepen

1  Een varend schip moet een snelheid aanhouden die is aangepast aan de mate van beperking van het zicht, aan de aanwezigheid en de bewegingen van andere schepen en aan de plaatselijke omstandigheden.

2  Een varend schip moet zo veel mogelijk aan de stuurboordszijde van het vaarwater varen. De artikelen 6.04a en 6.05 zijn niet van toepassing.

3  Een schip moet op de dichtstbijzijnde daarvoor geschikte plaats gaan stilliggen, wanneer in verband met de mate van beperking van het zicht, met de aanwezigheid en de bewegingen van andere schepen of met de plaatselijke omstandigheden de vaart niet zonder gevaar kan worden voortgezet.

4  Een schip moet bij het gaan stilliggen het vaarwater zo veel mogelijk vrijmaken.


Artikel 6.31. Stilliggende schepen

1 Een schip dat in het vaarwater of in de nabijheid daarvan op een gevaarlijke plaats stilligt moet, wanneer het per marifoon verneemt dat andere schepen naderen of wanneer en zolang het het geluidssein van een naderend schip hoort, per marifoon zijn positie opgeven of als geluidssein één reeks klokslagen geven. Het geluidssein moet worden herhaald met tussenpozen van ten hoogste één minuut.
Deze bepaling is niet van toepassing op een schip dat stil ligt in een haven of op een in het bijzonder daartoe door de bevoegde autoriteit bestemde ligplaats.

(…)

4  Dit artikel is mede van toepassing op een schip dat in het vaarwater of in de nabijheid daarvan op een gevaarlijke plaats is vastgevaren.


Artikel 6.32. Op radar varende schepen

1  Een schip mag slechts op radar varen, indien zowel een persoon die houder is van een radarpatent als bedoeld in het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn en die tevens houder is van het vereiste vaarbevoegdheidsbewijs als een tweede persoon die met het varen op radar voldoende op de hoogte is zich voortdurend in de stuurhut bevindt.
Voor een schip dat is uitgerust met een eenmansstuurstelling voor het varen op radar en dat voldoet aan de daaromtrent vastgestelde voorschriften behoeft de tweede persoon slechts aan boord beschikbaar te zijn.

(...)

2  Voor een op radar varend schip blijft artikel 1.09, vierde lid, omtrent het hebben naar alle zijden van een voldoende vrij direct of indirect uitzicht buiten toepassing.

3  Een op radar varend schip moet, zodra het op het scherm een schip waarneemt waarvan de positie of het gedrag tot een gevaarlijke situatie zou kunnen leiden of wanneer het een vak van de vaarweg nadert waar zich schepen zouden kunnen bevinden die nog niet op het scherm te zien zijn, aan de andere schepen op het schip--schip kanaal dan wel op het andere aangewezen kanaal opgeven: zijn naam, zijn positie, zijn vaarrichting en of het een groot schip, een klein schip, een snel schip, of een bovenmaats schip is.
Het moet vervolgens met die schepen het voorbijvaren afspreken. Een klein schip of een snel schip moet daarbij opgeven naar welke zijde het uitwijkt.

4  Een op radar varend schip dat per marifoon wordt opgeroepen moet op het schip--schip kanaal dan wel op het andere aangewezen kanaal antwoorden en opgeven: zijn naam, zijn positie, zijn vaarrichting en of het een groot schip, een klein schip, een snel schip, of een bovenmaats schip is. Het moet vervolgens met de andere schepen het voorbijvaren afspreken. Een klein schip of een snel schip moet daarbij opgeven naar welke zijde het uitwijkt.

5  Wanneer met de andere schepen geen marifooncontact tot stand komt, moet het op radar varende schip:

a.  één lange stoot geven, met dien verstande dat een veerpont een lange stoot gevolgd door vier korte stoten moet geven, en dit sein zo dikwijls als nodig is herhalen; en

b.  de snelheid verminderen en zo nodig stilhouden.

(...)

Artikel 6.33. Niet op radar varende schepen

1  Voor een schip en een samenstel die niet op radar varen geldt:

a.  Een alleenvarend schip en een schip aan boord waarvan zich de schipper van een samenstel bevindt moeten als mistsein één lange stoot geven. Dit sein moet worden herhaald met tussenpozen van ten hoogste één minuut.

b.  Het schip moet voorop een uitkijk hebben, die zich of binnen gezichts- of gehoorsafstand van de schipper bevindt of een spreekverbinding met hem heeft. Bij een samenstel behoeft alleen het voorste schip een uitkijk te hebben. Dit is niet van toepassing op een klein schip of een veerpont.

c.  Wanneer het schip via marifoon door een ander schip wordt aangeroepen, moet het per marifoon antwoorden en opgeven: zijn naam, zijn positie, zijn vaarrichting en of het een groot schip, een klein schip, een snel schip of een bovenmaats schip is. Het moet daarna met het andere schip het voorbijvaren afspreken.

d.  Wanneer het schip andere schepen bemerkt waarmee geen marifooncontact tot stand komt moet het:

1°.  indien het zich in de nabijheid van een oever bevindt, deze oever aanhouden en, zo nodig, vaart minderen dan wel gaan stilliggen, totdat het voorbijvaren heeft plaatsgevonden;

2°.  indien het zich niet in de nabijheid van een oever bevindt, het vaarwater zo veel mogelijk en zo snel mogelijk vrijmaken.


2  Een varend klein schip dat op een andere vaarweg dan de op de in bijlage 9 vermelde vaarwegen vaart en dat is uitgerust met een marifooninstallatie voor de kanalen voor het schip--schipverkeer en de nautische informatie moet uitluisteren op het daartoe aangewezen kanaal en aan andere schepen de nodige inlichtingen ter verzekering van de veiligheid van de scheepvaart geven.

3  Een niet op radar varend klein schip is niet verplicht het in het eerste lid bedoelde mistsein te geven, doch het mag dit sein geven. Het sein mag worden herhaald.


We horen graag van onze lezers via de commentaren, dus laat van je horen, link naar de post, interactie is erg welkom.

RoelandOpmerking plaatsen